zaterdag 5 juli 2014

Bartrhari spreekt.





Zoals Bhartrari zegt:

"De maan schaamt zich als zij je gezicht belicht
Je blik plaagt de bloei van de lotus
Je glanzende benen benauwen de rivier
Je haarwrong verwondert de pauw
Je borsten draag je als het  everzwijn zijn tanden
Je woelt de aarde om met je ronde billen

Als ik over jou spreek, bazelt mijn ziel."



uit: Oog om oog
(naar oude dichters) Hugo Claus

zaterdag 21 juni 2014

Cloaca




Eigenlijk had ik al meteen toen ik  er was komen  wonen aan deze stad een hekel gekregen, vooral op zonnige dagen, wanneer toeristen en koopvee en lanterfanters en lotuseters me overal in de weg liepen en me dwongen mijn tred aan te  passen aan hun dommelige tempo. De ijsjes of wafels of broodjes die ik ze zag eten, de drankjes die ik ze zag drinken, deden mijn gedachten onweerstaanbaar uitgaan naar de riolen die gevuld waren met het afval dat ze produceerden. Hoe voller de straten en terrasjes, hoe sterker ik moest denken aan de cloaca onder onze voeten. Ik liep ogenschijnlijk over de stoep, maar in het diepst van mijn gedachten waadde ik door de stront. Gaandeweg raakte ik gewend aan de drukte en nam dit dwangbeeld in kracht af. Maar nu kwam het weer naar boven, opdringeriger dan ooit. En in het walgelijke ondergrondse dat het me voorspiegelde, en dat me soms bijna werkelijk deed kokhalzen, zo concreet was de voorstelling, zag ik het ware lichaam van de stad, meer dan in haar eindeloos opgelapte bovenbouw en de schone schijn en het opgekropte geweld van haar krioelende zielen.



Uit: De maagd Marino
Yves Petry
De Bezige Bij Amsterdam

vrijdag 6 juni 2014

Nippen en proeven




De kneedbare warmte: de oneindige smedigheid van de binnenkant van de bovendijen die noodde tot strelen of bijten, tot een extreme reactie, niks matigs. Wanneer neus en mond de labia naderden kwam een donker lijfswarmte de toenadering  tegemoet stralen; de blik van de vrouw, die steunde op de ellebogen en haar handen tegen haar lendenen hield, van haar venushil naar het vorsend gezicht, ze schatte het moment in wanneer ze haar vingers, alle tien, op het hoofd van de kelkpuurder kon leggen- de geur was afhankelijk- maar laten we niet op zulke zaken vooruitlopen.
We willen nu alleen nog toevoegen dat de vrouw zo glimlachte en keek alsof ze wist wat er genipt en geproefd zou worden, omdat ze de smaak kende en uiteraard en ook alsof ze nieuwsgierig was naar wat  de reactie zou zijn bij de eerste proeve- en nieuwsgierig was ze. Het is niet voor niks dat ze na afloop gekust wilde worden. Of de afloop orgastisch was of niet was niet van belang, het ging erom dat ze de droesem van haar onstervende libido op de lippen en rondom de mond van hem wilde proeven, vandaar dat ze hem ook bij de polsen vastpakte  en noordwaarts trok: zo kreeg hij geen kans om het vocht met zijn hand af te vegen. Of ze vatte zijn gezicht als een kruik stevig vast zodat hij niet onder smerende kussen op haar buik of boezem de mond kon drogen.


Uit "Meriswin"
Hafid Bouazza
Prometheus Amsterdam

woensdag 4 juni 2014

Levercirrhose




De andere stamgast was een pimpelaar die de mascotte is van elke kroeg in elke stad in elk werelddeel en wellicht daarbuiten: een voorovergebogen drankslurper die met droeve ogen de wanhoop nooit opgaf ooit de gehallucineerde runen in het hout van de toog te ontcijferen en die met zijn hangende neus  verontrustend veel op de tap begon te lijken. Zijn oogleden overhuifden zijn bleke ogen, zo ver dat de onderste leden enkele wallen naar beneden waren gestapt om nog iets van levenslicht op te vangen: de moeite die zij zich getroostten was te zien in de rode randen en aders die alarm sloegen maar niet gehoord werden. Voorhoofdrimpels hingen er ook bij. Zijn buik hing ook. Zijn geest hing in zijn mondhoeken. Geen halitose kwam uit zijn neusgaten en mond - er was geen gehenna van bacteriĆ«n daar. Gelukzaligheid tolde in zijn hoofd.
Maar zijn lever -ah! zijn lever was een waar meesterwerk. De geheimen die alcohol daarin verborg! Langzaam stikte de drank zijn dode leverweefsel dicht met littekens om de geheimen  en cryptogrammen van begeerte en wijsheden erin te bewaren en verbergen. Met ware kunstnijverheid moesten de gave cellen vernietigd worden om dit secure maar noodzakelijke werk vol te houden en te voltooien. Gal en andere sappen moesten via omwegen een doorgang vinden omdat deze werkplek verboden terrein was geworden - een  waar heiligdom. De alvleesklier was buiten werking gesteld, deze gaf enkel narigheid.


Uit " Meriswin"
Hafid Bouazza
Prometheus Amsterdam

woensdag 14 mei 2014

Geween met de verkeerde tranen






Gedicht voor mezelf




Ik weet het, mensen, die ik heb bemind,

het was een straf mij lief te hebben.


Mijn vrouwen heb ik zelf ontvreemd,


mijn kinderen werden verre mensen


en mijn vrienden gingen spoorloos dood.



En toch, geloof mij, want ik heb het leven lief.

Ik heb het leven liever te verlaten levend,


als de grazende kudde omringd door de verte,


dan te verjaren in een prinsengraf,


waar ik mag staren naar mijn groot verleden,


verzwonden in de diepe grotten van de wolken.



Ik wil mezelf opnieuw gastvrij ontvangen

in een huis dat glimlacht van muziek


of in een tuin bevloeid door zuiver meisjeswater,


ver weg van het geween met de verkeerde tranen,


ver weg van het verdriet en van de regenzee.



Uit: Welkom in mijn onderwereld
Paul Snoek

dinsdag 15 april 2014

De paradox


























Zo was deze paradox de constante van zijn leven: heen en weer te worden geslingerd tussen de militair die hij noodgedwongen was geweest en de kunstenaar die hij had willen zijn.
Oorlog en terpentijn.
De vrede van zijn laatste jaren heeft hem langzaam afscheid laten nemen van zijn trauma's. Biddend voor Onze-Lieve Vrouw van Zeven Smarten kwam hij tot rust. Op de avond voor zijn sterven, ging hij naar bed met de woorden: Ik ben zo gelukkig geweest vandaag. Zijn dochter had geknikt en hem een nachtkus gegeven. Hij was naar zijn opkamertje gegaan.
Daar heeft hij zijn borsalino op het tafeltje bij het raam gelegd zoals hij elke avond deed. Hij heeft zich ontdaan van zijn stofjas, hij heeft zijn zwartzijden strik losgeknoopt en zorgvuldig over de leuning van de stoel naast zijn bed gehangen. Hij heeft zijn witte onderhemd uitgetrokken, en dan zijn onderlijfje. In zijn rug waren de blauwe putten te zien, de littekens van de zware jaren in de ijzergieterij en wanneer hij zijn lange onderbroek uittrok kon men nog een blauwige put zien in zijn week geworden onderbuik, net naast zijn lies, en een op zijn magere dij. De eretekens van zijn heldendaden ingeschreven in zijn lijf. Hij heeft zijn lange flanellen nachthemd aangetrokken, is gaan liggen en moet in de vroege ochtend onwel zijn geworden. Hij heeft moeten braken, in de grote witte geĆ«mailleerde emmer naast zijn bed, een beetje gal eigenlijk, zelfs geen voedsel, gewoon een soort vloeistof die door een kwade droom leek te zijn aangemaakt. Toen is hij weer gaan liggen. Een beetje pruilend, een beetje amechtig. 
In zijn droom is hij ergens verstrikt geraakt in een grote heester, een heel fijn vertakte, een haast wegwaaiende struik met doornen. Als aangeschoten wild is hij erin blijven hangen, de armen en benen gespreid als een opengespalkt dier aan een ladder, en hij is opgehouden met ademen



Uit: Oorlog en Terpentijn
Stefan Hertmans
De Bezige Bij   Amsterdam

zondag 30 maart 2014

Langzaam creperende paarden




S

Soms moeten we zonder overgang de wacht houden. Drie dagen en nachten dat de kogels rond onze oren fluiten, dagen waarin we somberen en elk voor zich in stilte denkt: wanneer is het mijn beurt om als een beest aan mijn einde te komen. Bij afroeping van de namen roepen sommigen: Mort pour la Patrie! Of: Dood van stro te vreten!  Er wordt wrang gelachen, gemompeld, de commandanten schudden grijnzend het hoofd, maar brullen steeds minder vaak. Ik kijk in stilte naar de in fatalisme wegzinkende jongens  om me heen, de meesten jonger dan ik - kerels die gemaakt zijn om een goed beroep uit te oefenen, het hart op de rechte plaats, jongens die gestudeerd hebben en die nu een gezin zouden moeten stichten en kinderen krijgen- hier liggen ze, stinkend  en met schurft op hun lijf in de lauwe regen, zonder vooruitzicht op verandering, wegzakkend in cynisme en doodsdrift, afgestompt door de dwaze grappen van de idioten in het regiment, zich krabbend als apen en jankend wanneer de buikkrampen hen doen rillen en vrezen voor een dodelijke infectie, bang voor een verdwaalde kogel, voor een ongeval met een brekende dissel van een gammele kar, voor het nachtenlang briesen van langzaam creperende paarden.


Uit: Oorlog en Terpentijn
Stefan Hertmans
De Bezige Bij  Amsterdam