vrijdag 27 maart 2015

De verslapte mensheid




 "Heb je het niet gelezen? De mens is aan het einde van zijn evolutiemogelijkheden gekomen."
    " Hoezo? We worden toch steeds ouder?"
" Ja, maar ook delicater. En het is onze schuld, de schuld van de geneeskunde. In de achttiende eeuw stierf de mens op zijn veertigste of daaromtrent, maar tegenwoordig haalt hij met gemak de tachtig!"  
    " Dat is toch prachtig?"
"Dat is niet prachtig! Het is stom! Want het betekent dat de natuurlijke selectie, die er altijd voor zorgde dat de zwaksten wegvielen en de sterksten overbleven, is uitgeschakeld. De mens wordt door eigen toedoen wel ouder, maar wat heeft hij eraan? Tot je vijfenzestigste werken en daarna nog vijftien jaar zitten klaverjassen in het buurthuis? Ik weet niet of ik daar eigenlijk wel zin in heb. Het enige wat we doen door die selectie uit te schakelen is het vergroten van het aantal stommelingen die zich vervelen!"
"Ach, het zal onze tijd wel duren. Straks breken de epidemieën uit die de verslapte mensheid uitroeien, want vergeet niet dat er nog altijd geen medicijnen bestaan voor de meest voorkomende en eenvoudigste kwaaltjes, zoals een verkoudheid. Straks volstaat een verkoudheid om hele steden van de kaart te vegen. Maar in afwachting neem je nog maar een poosje die pilletjes, 's ochtends eentje en 's avonds eentje".



Uit: De Vreemdelinge
Walter van den Broeck
De Bezige Bij.  Amsterdam /Antwerpen

vrijdag 20 maart 2015

Het leven is een vergissing




Een mensenleven is niet meer waard dan dat van een mier. Mieren komen uit eitjes te voorschijn en beginnen zich meteen uit te sloven om voedsel en een onderkomen voor het broedsel van andere te vinden, en als zich daaruit andere mieren bevrijden, nemen die hun taak over, enzovoorts,enzovoorts. 
Kun jij me uitleggen wat voor zin dat allemaal heeft? Geboren worden om weer te sterven? Wij zijn de enige soort die weer dat ze aan het eind doodgaat, en toch doen we elke ochtend alsof we dat niet weten! We maken onszelf wijs dat we een taak te vervullen hebben, maar dat is niet zo. 
Een mens kan op een bepaalde manier leven, maar hij kan net zo goed op een andere manier leven. Het doet er niet toe hoe we leven of wat we doen in het leven. Of we nu alle dagen fuiven of in arme landen zieken gaan verzorgen, het is in wezen allemaal verstrooiing. We werken ons uit de naad om maar niet onder ogen te hoeven zien dat het leven een vergissing is.



Uit: De Vreemdelinge
Walter van den Broeck
2015 De Bezige Bii Amsterdam/Antwerpen

zondag 15 maart 2015

De tuinman en de dood

Een Perzisch Edelman:

Van morgen ijlt mijn tuinman, wit van schrik,
Mijn woning in: "Heer, Heer, één ogenblik!
Ginds, in de rooshof, snoeide ik loot na loot,
Toen keek ik achter mij. Daar stond de Dood.
Ik schrok, en haastte mij langs de andere kant,
Maar zag nog juist de dreiging van zijn hand.
Meester, uw paard, en laat mij spoorslags gaan,
Voor de avond nog bereik ik Ispahaan!" -

Van middag (lang reeds was hij heengespoed)
Heb ik in 't cederpark de Dood ontmoet.
"Waarom," zo vraag ik, want hij wacht en zwijgt,
"Hebt gij van morgen vroeg mijn knecht gedreigd?"
Glimlachend antwoordt hij: "Geen dreiging was 't,
Waarvoor uw tuinman vlood. Ik was verrast,
Toen 'k 's morgens hier nog stil aan 't werk zag staan,
Die 'k 's avonds halen moest in Ispahaan."




Pieter Nicolaas van Eyck

maandag 9 maart 2015

De geur van een vrouw




Voor mij was het grensgebied tussen droom en werkelijkheid zeer vaag en zelfs in mijn prille tienerjaren, waarin verlangen toch snel oplaait, vond ik mooie meisjes niet onweerstaanbaar.
Wat mij aantrok was niet het soort uiterlijke schoonheid dat valt te kwantificeren of te veralgemeniseren, maar iets veel absoluters dat dieper zit. Zoals sommige mensen heimelijk genieten van zware regen, aardbevingen of onweer, zo hield ik sterk van iets heimelijks dat het andere geslacht naar mij uitzond. Laten we het absorptiekracht noemen. Een kracht die iemand, of hij wil of niet, aantrekt en opslurpt. 
Misschien is deze kracht het beste te vergelijken met parfum. Waarschijnlijk kan zelfs de geurmenger die het heeft samengesteld niet uitleggen waardoor het parfum zijn speciale kracht bezit. Het valt niet wetenschappelijk te ontleden. Maar ondanks de afwezigheid van een verklaring heeft een bepaalde combinatie van geuren een uitwerking op het andere geslacht als de geur van een bronstig beest. De ene geur zal misschien vijftig op de honderd mensen aantrekken. De andere geur trekt misschien vijftig andere mensen aan. Maar ook op deze wereld bestaan er uitzonderlijke geuren die slechts twee of drie mensen enorm aantrekken. Ik beschikte over het vermogen deze uitzonderlijke geur al van verre te kunnen oppikken. Ik begreep dat de geur voor mij was voorbestemd. 
Op zo'n moment wil je naar het meisje toe gaan en haar zeggen dat je het weet. Dat misschien niemand anders het weet, maar jij wel.


Uit: Ten zuiden van de grens
Haruki Murakami
Atlas Antwerpen Amsterdam



 In "Ten zuiden van de grens" van Haruki Murakami wordt verwezen naar dit nummer van Duke Ellington. Dank zij het boek leerde ik dit stukje Jazz kennen.

                                                                                                                           

                                              

zondag 1 maart 2015

Het weer


Het weer

Hoe het weer was in het land zonder jou?
Eerst daalde er nevel
Over de betonnen bergen

Toen hing de zon als mist
Over het paarlemoeren zand

Toen bewoog de lucht
En werd klam als je oksels

En alom hing de geur
Van de grote dieren die niet bestaan,
Tenzij in het geruis van je oor
En het geritsel van je haar

Zo was het weer daar zonder jou.
Je bent de luchtdruk en de dauw
En de sneeuw in mijn schedel.


Hugo Claus

zondag 22 februari 2015

Je hebt me alleen gelaten

je hebt me alleen gelaten... 

je hebt me alleen gelaten
maar ik heb het je allang vergeven 
want ik weet dat je nog ergens bent
vannacht nog, toen ik door de stad
dwaalde, zag ik je silhouet in het glas
van een badkamer 
en gisteren hoorde ik je in het bos lachen
zie je, ik weet dat je er nog bent 
laatst reed je me voorbij met vier
andere mensen in een oude auto
en ofschoon jij de enige was die
niet omkeek, wist ik toch dat jij
de enige was die mij herkende de enige die
zonder mij niet kan leven 
en ik heb geglimlacht
ik was zeker dat je me niet verlaten zou
morgen misschien zul je terugkomen
of anders overmorgen of wie weet wel nooit 
maar je kunt me niet verlaten


Hans Lodeizen
Uit Verzamelde gedichten
Amsterdam, Van Oorschot 1996 

donderdag 12 februari 2015

Voor B op 14 februari.





Wat heb je vandaag gekocht, vroeg ik.
Een halsuitsnijding, zei je.
Trek ze even aan, vroeg ik.

En je trok alles uit: dat is ze
helemaal, zei je, maar met de jurk
erbij komt ze tot hier -

En toen wees je midden op mijn handen.





Uit: De lenige liefde
Herman De Coninck