dinsdag 16 juli 2019

Kussen



Als op een kussen lagen haar haren op mijn jas, oorwormen tussen het heidekruid mijn hand onder haar nek, je maakt alles in de war. Het onvoorstelbare! Koelzacht van de crème raakte haar hand me aan, streelde me; haar ogen keken niet van mij weg. Verrukt lag ik over haar heen, volle lippen volopen, kuste haar mond.  Njam. Zachtjes gaf ze mij in mijn mond het stukje kruidenkoek warm en gekauwd. In haar mond tot weeë moes gemummeld, zuurzoet van haar speeksel. Genot, ik at het op, genot. Jong leven, dat gaven haar getuite lippen me. Zachte warme lippen van gomgelei. Bloemen waren haar ogen, neem me, ogen die wilden. Er vielen keitjes. Ze bleef stil liggen. Een geit. Niemand. Hoog tussen de rodondendrons op de Ben Howth liep met vaste poot een geit, die haar krenten liet vallen.
Beschut door de varens lachte ze warm omarmd. Wild lag ik op haar, kuste haar, kuste haar: ogen, haar lippen, haar gestrekte kloppende hals, vrouwenborsten vol in haar blouse van voile, stevige tepels rechtop. Heet likte ik haar. Zij kuste mij. Ik werd gekust. Ze liet zich helemaal gaan, maakte mijn haar in de war. Gekust kuste ze mij.

Uit: ULYSSES
James Joyce
Vert: Paul Claes en Mon Nys
De Bezige Bij

maandag 1 juli 2019

In bad.



 En nu een lekker bad: een schone kuip vol water, koel email, de zachte lauwe straal. Dit in mijn lichaam.
Hij zag zijn bleke lichaam er al helemaal inliggen, bloot, in een warme moederschoot, gezalfd met geurige smeltende zeep, zacht omspoeld. Hij zag zijn romp en ledematen, door water overrompelrimpeld en gedragen, licht dobberend, citroengeel; zijn navel, knop van vlees; en zag de donkere, verwarde krullen van zijn schaamhaar drijven, drijvend haar van de stroom om de slappe vader van duizenden, een doezelig drijvende bloem.

Uit: Ulysses
James Joyce
Vert: Paul Claes en Mon Nys

De Bezige Bij

vrijdag 28 juni 2019

Joden




Hijgend en naar adem happend bleef Mr Deasy staan.
 - Ik wou nog iets zeggen, zei hij. Ierland zou het enige land zijn dat er prat op gaat de Joden nooit te hebben vervolgd. Weet U dat? Nee. En weet U waarom?
Streng keek hij naar de stralende lucht.
- Waarom dan, meneer? Vroeg Stephen met een glimlach.
- Omdat het hen nooit heeft binnengelaten, zei Mr Deasy plechtig.
Uit zijn keel sprong een prop hoestgelach die een rochelende slijmsliert meesleepte. Hij keerde zich snel om en sloeg, hoestend en proestend, met de armen op en neer in de lucht.
- Het heeft hen nooit binnengelaten, riep hij dwars door zijn lachen heen, terwijl hij op zijn slobkousen over het grind van het pad kloste. Daarom.
Op zijn wijze schouders gooide de zon door het rasterwerk van de bladeren sprankels, dansende munten.

Uit: Ulysses
James Joyce
Vertaling: Paul Claes en Mon Nys
De Bezige Bij

maandag 24 juni 2019

Verliefdheid



We zaten zoals altijd naast elkaar op een bankje in Inogashirapark. Op Sumires lievelingsbankje. Voor ons strekte de vijver zich uit. Er stond geen wind. Bladeren dreven op het water alsof ze daar keurig waren vastgeplakt. Iets verderop stookte iemand een vuurtje. In de lucht hing de geur van de herfst die op zijn einde liep en verre geluiden klonken pijnlijk helder.
“Wat jij nodig hebt is tijd en ervaringen.”
“ Tijd en ervaringen,” zei Sumire. Ze keek omhoog. “De tijd gaat hoe dan ook voorbij. En praat me niet van ervaringen. Niet dat ik er trots op ben, maar ik heb geen noemenswaardige seksuele verlangens. Waar kan een schrijver zonder seksuele verlangens nu ervaring mee hebben? Dat is hetzelfde als een kok zonder eetlust.”
“Ik heb het niet over je seksuele verlangen,” zei ik. “Misschien houdt het zich alleen maar in een hoekje verborgen. Misschien is het op reis gegaan en vergeten terug te komen. Verliefdheid onttrekt zich hoe dan ook aan elke logica. Die kan overal vandaan komen en je opeens overvallen. Wie weet morgen al.”
Ongeveer een half jaar later werd ze, precies zoals ik het had voorspeld, plotseling en gespeend van elke logica, overvallen door een hevige verliefdheid als een tornado op een open vlakte. Op een vrouw die zeventien jaar ouder was. Op haar Spoetnikliefde.


Uit: Spoetnikliefde
Haruki Murakami
Uitgeverij Atlas. Amsterdam.

woensdag 12 juni 2019

In de bioscoop



Hij was zich van niets bewust behalve van de leegte van de bladzijde voor hem, het jeuken van de huid boven zijn enkel, het geblèr van de de muziek, en de lichte roes die het gevolg was van de jenever.
Plotseling begon hij te schrijven, louter uit paniek, maar ten dele beseffend wat hij daar op papier stelde. Zijn fijne maar kinderlijke handschrift zwierf onregelmatig over de bladzijde heen en weer. Eerst vervielen de hoofdletters en uiteindelijk ook de punten:

4 April 1984. Gisterenavond naar de bios. Allemaal oorlogsfilms. Één heel goeie van een schip vol vluchtelingen, dat ergens in de Middellandse Zee wordt gebombardeeerd. Publiek vermaakt zich door opnamen van een geweldig grote, dikke man, die probeert weg te zwemmen met een hefschroefvliegtuig achter zich aan. Eerst zag je hem door het water wentelen als een bruinvis, toen zag je hem door het vizier van het hefschroefvliegtuig, toen zat hij vol gaten en de zee rondom hem werd rood en hij zonk net zo plotseling alsof de gaten het water naar binnen hadden gelaten. Publiek brulde van het lachen toen hij zonk. Toen zag je een reddingsboot vol kinderen met een hefschroefvliegtuig dat er boven zweefde. Er was een vrouw van middelbare leeftijd, misschien wel een jodin die vooraan zat met een jongetje van een jaar of drie in haar armen, het jongetje schreeuwend van angst en hij borg zijn hoofd weg tussen haar borsten gewoon alsof hij probeerde in haar weg te kruipen en de vrouw sloeg haar armen om hem heen en probeerde hem op zijn gemak te stellen alhoewel zij zelf groen en geel zag van de angst, beschermde hem de hele tijd zoveel mogelijk met haar lichaam, alsof zij meende dat haar armen de kogels van hem weg konden houden, toen deponeerde het hefschroefvliegtuig een bom van 20 kilo tussen hen in vreselijke ontploffing en de boot vloog helemaal aan splinters, toen was er een pracht van een opname van een kinderarmpje dat omhoog schoot omhoog recht omhoog in de lucht een hefschroefvliegtuig met een camera in zijn neus moet het zijn nagevlogen naar boven en er werd luid geapplaudisseerd in de partijrijen maar een vrouw beneden in het proledeel van de zaal begon opeens heibel te schoppen en te schreeuwen dat het geen manier was dat te vertonen aan kinderen geen manier dat kon toch niet voor kinderen dat kon niet totdat de politie haar wegwerkte de zaal uitwerkte ik geloof niet dat er iets met haar gebeurd is het kan niemand iets schelen wat de proles zeggen typische prole-reactie nooit kunnen zij...


Uit: 1984
Georges Orwell
Uitgeverij De Arbeiderspers


dinsdag 28 mei 2019

Hartstocht



Zodra de knecht weg was, legde de bakker zijn hand weer op de hare. Hij stond tegenover haar en schoof de afgewerkte stukken marsepein naar haar toe die zij met chocola moest opsieren, en toen ze er naar greep legde hij zijn hand op haar hand, en zij liet die hand daar liggen. Anders had ze haar hand altijd teruggetrokken, gelachen en gezegd: “Schei toch uit, het geeft toch niets.” Maar nu had ze hem laten begaan en ze schrok van de gevolgen van die kleine gunst. Het bleke gezicht van de bakker werd donker door het meelstof heen: er kwam een vreemde korte flikkering in zijn ogen, plotseling straalden die grijze ogen en ze werd bang, ze wilde nu haar hand terugtrekken, maar de bakker hield haar vast. Nog nooit had ze een menselijk oog plotseling werkelijk zien gloeien: groenig vuur scheen op te vlammen in de anders zo matte pupillen, en het gezicht van de bakker werd donker als cacao.
Ze had het woord “hartstocht” altijd belachelijk gevonden, maar nu wist ze wat het was, en ze wist dat het te laat was.


Uit: Huizen zonder vaders
Heinrich Böll

zondag 19 mei 2019

Aardappelen



Wat hij werkelijk lustte kreeg hij haast nooit : aardappelen, pas gekookte aardappelen : dampend en geel, met boter en zout. Daar hield hij werkelijk van en niemand wist hoe dol hij er op was, zelfs oom Albert en oom Will niet. Soms kon hij Bolda zo ver krijgen dat ze voor hem kookte: een bord vol, met in het midden een klomp boter die langzaam smolt en fijn, droog zout, zo wit als sneeuw, dat hij er met zijn hand over strooide. Andere mensen aten elke dag aardappelen en daar benijdde hij ze om :  Brielach mocht er elke dag een paar voor het middageten koken en soms mocht hij Brielach helpen en als beloning verse aardappelen eten. Bij andere mensen - dat had hij goed gezien - ging het anders : daar werd op regelmatige tijden voor iedereen hetzelfde gekookt : groente, aardappelen en jus. Die aten allemaal hetzelfde : grootmoeders, moeders, vaders en ooms. Daar waren geen ijskasten waarin ieder zijn potje kon bewaren en geen grote keuken waarin iedereen kon gaan klaarmaken waar hij zin in had. Daar stond ‘s morgens een grote pot koffie op tafel, margarine en brood en jam en ze aten allemaal bij elkaar en kregen boterhammen mee naar school of kantoor. Eieren waren er zelden, enkel af en toe voor vaders en ooms. Dát was het kenteken van de meeste ooms en vaders en het enige dat hen onderscheidde van de andere gezinsleden : een ei bij het ontbijt.


Uit: Huizen zonder vaders
Heinrich Böll