donderdag 14 juli 2016

Romantisch gelul



Wakker worden naast haar is bijna net zo mooi als samen wakker blijven. Tussen glimlachende vingers zacht als lentegras vind ik tot mijn verbazing mijn eigen hoofd terug. Toen ik nog alleen sliep, had ik voor mijn uitgeput ronkende lijf een verstevigde en gestutte brits nodig ter grootte van een olifantentrog. En dan nog. Maar als we ons in elkaar vouwen, hebben we voor de hele nacht samen genoeg aan een streep maanlicht die valt door het open raam. In elkaar verstrengeld zijn we minder dan de som der delen, alsof het verlangen om bij elkaar te zijn zo groot is dat ons bestaan begint te overlappen.
Romantisch gelul natuurlijk, maar laat me maar even. Ik heb er enorme behoefte aan om erin te geloven. Ik heb al veel te lang gelijk gehad door nergens in te geloven.
En ik geloofde erin dat elke nieuwe dag een cascade van betekeningsvolle belevenissen zou worden, die begon met de steeds uitbundiger uitgevoerde reclame voor la dolce vita zoenend in het warme ochtendlicht voor de grote open  ramen van de pittoresk aanrommelende piazza en die ons lachend over ons eigen gelach heen buitelend naar beneden voerde over de trappen van ons palazzo en hand in hand de dag in stuurde, waar de stad was en het leven en waar duizenden avonturen onopgemerkt en niet beleefd zouden blijven als wij ze niet zouden vinden zonder ze te zoeken, totdat we aan het einde van de avond rozig en voldaan zouden aanspoelen op het zachte strand van elkaars lijven. Omdat ik erin geloofde , gebeurde het ook precies zo. Momenten waren rond en vol betekenis als rode, rijpe vruchten waarvan het sap langs je kin druipt als je je tanden erin zet omdat je ze niet kunt behappen. De stad leek al sinds eeuwen voor ons te zijn opgetuigd.
Alles had zin. Alles had eindelijk zin. 


uit: Brieven uit Genua
Ilja Leonard Pfeijffer
Arbeiderspers Amsterdam

zaterdag 2 juli 2016

Trouwen




Uiteindelijk heeft hij geen respect voor enige versie van denken die in het schakelschema van computers kan worden belichaamd. Hoe langer hij met de computerbranche te maken heeft, des te meer lijkt het in zijn ogen op schaak: een eng, uit verzonnen regels bestaand wereldje dat jongens die er op een bepaalde manier gevoelig voor zijn opslokt en half gek maakt, net zo half gek als hij, zodat al die tijd dat ze in de waan verkeren dat zij het spelletje spelen, het spelletje in werkelijkheid hén speelt.
Het is een wereld waaraan hij kan ontsnappen - het is nog niet te laat. Een tweede mogelijkheid is zich ermee verzoenen, zoals hij alle jonge mannen om zich heen ziet doen, de ene na de andere : berusten in een huwelijk en een huis en een auto, berusten in een realistischer versie van wat het leven te bieden heeft, al hun energie in hun werk steken.
Het ergert hem om te zien hoe goed dat realiteitsprincipe werkt, hoe, omdat de eenzaamheid hem op de hielen zit, de sproetige jongen genoegen neemt met het meisje met het doffe haar en de dikke benen, hoe iedere pot, hoe scheef ook, uiteindelijk een dekseltje vindt. Is dat zijn probleem, en is het werkelijk zo eenvoudig: dat hij zijn marktwaarde al die tijd heeft overschat, zichzelf heeft wijsgemaakt dat zijn plaats onder beeldhouwsters en actrices was terwijl hij in werkelijkheid bij de kleuterjuf in de woonwijk of de aankomend cheffin van de schoenwinkel hoort?
Trouwen : wie had gedacht dat hij die aandrang zou voelen om te trouwen, al is het nog zo zwak! Hij geeft er niet aan toe, nog niet. Maar het is een mogelijkheid waarmee hij speelt als hij tijdens de lange winteravonden zijn brood met worstjes zit eten voor de gaskachel en naar de radio luistert, terwijl op de achtergrond de regen tegen de ramen klettert.


Uit: Portret van een jonge man
J.M. Coetzee
Rainbow pockets

zaterdag 18 juni 2016

De ware liefde



Natuurlijk is de liefde een mythe. We hebben allemaal, zodra we iemand hebben gevonden, de ware gevonden. Daar geloven we heilig in. Maar er wonen zeven miljard mensen op deze aarde, van wie de helft van het geslacht dat ons interesseert. Hebben we die drieënhalf miljard allemaal uitgeprobeerd om na een verantwoord selectieproces de enige ware te identificeren? Hebben we wel eens uitgerekend hoe groot de statistische kans is dat we onze enige ware bij toeval zijn tegengekomen?
En dan nog zoiets. Alle vrienden en vriendinnen van mijn studententijd neukten er lustig op los in losse en vaste relaties die kwamen en gingen als hitjes op de radio, totdat ze ongeveer dertig waren. Verdomd als het niet waar is. Iedereen had rond zijn dertigste de ware liefde gevonden. Heel toevallig allemaal.
De liefde is een keuze. Het is een besluit waarvan je je voorneemt om er heel hardnekkig te blijven in geloven. Het klinkt misschien niet zo romantisch om het zo te zeggen, maar als je er goed over nadenkt, is het eigenlijk veel romantischer dan het gangbare model van twee hulpeloze individuen die  door het noodlot in elkanders armen worden gedreven als botsende protonen in een deeltjesversneller. Het besluit om van iemand te houden en de moeite te doen om te bouwen en een gemeenschappelijk verhaal te maken van de wederzijdse toewijding, dat zo rijk wordt dat je het als het enige ware gaat beschouwen, dat is mooi, menselijk en heldhaftig. Dat ontroert. Toeval ontroert niet. De mythe die we eromheen verzinnen, is de ware poëzie, onze zwakte en onze kracht, ons wezen.


Uit: Brieven uit Genua
Ilja Leonard Pfeijffer
Arbeiderspers Amsterdam

dinsdag 24 mei 2016

Weerloos



“Maar nu ligt mijn geblutste kuras als een hoop schroot onder de keukentafel. Mijn maliënkolder heb ik in de hoek geschopt. Mijn leren borststukken heb ik afgerukt en uit het raam gegooid. Het brandwerende onderhemd heb ik van mijn lijf gescheurd en in een vuilniszak gepropt. En ook mijn huid heb ik afgestroopt. Hij ligt als een verfrommeld vod tussen de lege flessen. Ik heb mijzelf met volle overgave volledig op het spel gezet. Willens en wetens ben ik weerloos tegen Stella’s woorden, haar gebaren en haar oogopslag. Een hand op mijn hand kan mij helen en een blik kan mij knakken. Het maakt mij intens gelukkig om haar blij te zien en intens verdrietig, om niet te zeggen wanhopig, als ik het idee heb dat ik per ongeluk iets verkeerds heb gezegd, zoals toen ik zei dat ze te veel had betaald voor de rozen die ze van de zwarte straatverkoopster had gekocht, of gedaan, zoals toen ik een keer in mijn slaap in haar gezicht had gehoest. En ik ben bang. Het is goed zo. Het was tijd. Het is niet zo makkelijk als je denkt om iets te voelen. Er is moed voor nodig.”


Uit: Brieven uit Genua
Ilja Leonard Pfeijffer
Arbeiderspers Amsterdam

zaterdag 14 mei 2016

Sinds jou ben ik alleen


( Brieven aan Gelya)

...
Ik begreep dat ik de laatste jaren, sinds ik serieus ben gaan schrijven, onbewust omstandigheden en verbintenissen heb vermeden die de potentie hadden om mij teveel te raken. Om aan de boom te kunnen schudden moet ik zelf stabiel zijn. Geef mij een plek om te staan en ik zal de aarde bewegen. En die plek om te staan bevindt zich noodgedwongen in de kalme zwarte leegte buiten de dampkring van verzengende emoties, onttrokken aan de zwaartekracht van verantwoordelijkheid voor anderen.
  Maar dat betekent nogal wat. Dat heeft nogal wat consequenties. Dat verklaart veel. Precies daarom heb ik mij, sinds ik schrijf, als een lafaard op kousenvoeten teruggetrokken uit iedere relatie met een vrouw die wel eens met recht van mij zou kunnen verwachten dat ik mij oprecht met haar verbonden zou voelen en mij haar stemmingswisselingen, zorgen en problemen persoonlijk zou aantrekken. Dat kan niet. Dat kan ik mij niet permitteren. Daartegen moet ik mijzelf beschermen. Ik huil wel op papier als ik moet huilen. Als ik in het echt huil, wordt mijn papier nat en vloeit de inkt uit, waardoor alles onleesbaar wordt.
  Jij bent de laatste vrouw geweest die ik heb toegelaten in de zone waar ik gekwetst kan worden. Maar jij bent wijs. Jij bent mijn kleine Boeddha. Jij maakt mij rustig omdat je niets van mij verwacht.
  En sinds jou ben ik alleen. En dat is goed. Een beetje belangeloos neuken vind ik wel mooi. Maar het hoeft ook niet. Het is niet belangrijk. Misschien liever niet eigenlijk. Dan moet je weer je sokken uittrekken en je oksels wassen. Gymnastiek doen. Misschien heb ik wel genoeg geneukt in mijn leven. Ik snap het, ik heb het begrepen, dank jullie wel, het was mooi, maar zullen we nu gewoon rustig een drankje drinken in een Italiaanse zomer en met trage gebaren elkaar olijven toedelen terwijl we lang en goed spreken over ware dingen zonder dat ik mij er zorgen moet over maken dat ik op het einde van een mooie avond nog een stukje van mijzelf in iemand moet prakken om de illusie in stand te houden dat ik in staat ben om te geven?
.... 


Uit: Brieven uit Genua
Ilja Leonard Pfeijffer
Arbeiderspers Amsterdam

dinsdag 26 april 2016

Ongeremde liefdesbeleving




Wanneer hij op de velocipède reed, gebruikte hij een acrobatenbroek, kousen als van een doedelzakspeler en een detectiveped, maar wanneer hij te voet was droeg hij een onberispelijk linnen pak, witte schoenen, een zijden zelfbinder, een matelot en een rottinkje in zijn hand. Hij had bleke ogen die zijn zeevarende uiterlijk nog opvallender maakten en een snorretje van stug eekhoornhaar. Hij was minstens vijftien jaar ouder dan zijn vrouw, maar zijn jeugdige interesses, zijn wakkere vastbeslotenheid om haar gelukkig te maken en zijn deugden als minnaar maakten dat verschil weer goed. En inderdaad, wie deze veertiger met zijn bedachtzame optreden, zijn zijden halsband en zijn circusfiets ontmoette, had nooit kunnen denken dat hij met zij jonge vrouw verbonden was in een ongeremde liefdesbeleving en dat ze aan hun wederkerig gevoelde aandrang toegaven, wanneer de inspiratie maar in hen oprees en op de plaatsen die daarvoor het minst in aanmerking kwamen, zoals ze al gedaan hadden sinds ze elkaar leerden kennen en dat dan met een hartstocht die slechts tot groter diepte en voller rijkdom uitgroeide naarmate de tijd verstreek en de omstandigheden ongebruikelijker waren.
Gaston was niet alleen een een onstuimig minnaar, met een veelzijdigheid en een verbeeldingskracht die onuitputtelijk waren, hij was wellicht in de geschiedenis van het mensenras de eerste man die zichzelf en zijn geliefde bijna de dood injoeg toen hij met zijn klein vliegtuigje een noodlanding maakte om geen andere reden dan dat ze elkaar wilden beminnen in een veld vol viooltjes.


Uit: Honderd jaar eenzaamheid
Gabriël Garcia Marquez
Meulenhoff  

dinsdag 5 april 2016

Leger




Toen ging hij naar de deur en keek naar hen. Het waren drie regimenten en hun marstempo, gelijkgetrokken door de galeitrommen, deed de aarde dreunen. Hun snuivende ademhaling als van een veelkoppige draak vervulde de helderheid van het middaguur met een verpestende damp. Ze waren klein, gedrongen, woest. Ze zweetten het zweet van paarden en stonken naar in de zon verschrompeld aas en bezaten de zwijgende, ondoordringbare verbetenheid van de mannen van de hoogvlakte. Ofschoon het langer dan een uur duurde voordat ze allemaal voorbij waren, had men kunnen denken dat het slechts een paar pelotons waren die alsmaar rondjes liepen, want ze waren allemaal hetzelfde, zonen van dezelfde moeder, en allen droegen met dezelfde afgestomptheid het gewicht van hun ransels en veldflessen en de schande van hun geweren met de gevelde bajonetten en de last van hun blinde gehoorzaamheid en hun stompzinnig eergevoel.


Uit: Honderd jaar eenzaamheid
Gabriël Garcia Marquez
Meulenhoff Amsterdam