donderdag 22 september 2011

Masochisme


Het Lac d'Annecy ligt te blinken in de zon. We rijden op de drukke oever richting Faverges en Albertville. Ons einddoel voor vandaag is Briançon, de hoogst gelegen Europese stad, beroemde en beruchte aankomstplaats tijdens de Ronde van Frankrijk, hoofdplaats van de vallei van Serre Chevalier. Op onze trips door La Douce verzamelen we cols. De meeste Alpencols hebben we al, sommige zelfs dubbel. Vooraleer het klassieke trio Télégraphe, Galibier, Lautaret aan te vallen vinden we kort na Annecy de col de Frêne en de col d' Eschaux, twee zogezegd niemendalletjes die nog niet tot onze collectie behoorden, zachte lopende cols waar zelfs Bommeke Toonen niet uit de achterdeur van het peloton zou vallen.
We picknicken in Valloire, een dorpje aan de voet van de Galibier. Het is een pleisterplaats voor de sportievelingen die met de fiets de haarspeldbochten, het klimpercentage en de koude bergwinden in de steenwoestijn van deze Alpenreus willen bedwingen. Naast de bergrivier, woeste wit-grijze gletsjerpis, werd een grote parking aangelegd met sanitaire voorzieningen, eettafels, afvalcontainers en rustbanken.
Wielertoeristen overal.
Sommigen zien er getraind uit en rijden gezwind de hellingen op. Anderen trekken hun te zware lijf, puffend en zwetend, in een vlaag van masochisme langs de rotswand omhoog. Ik denk dat ik naakt gebonden, de mondklem, smeltend kaarsvet, de stiletto's en het zweepje van de Meesteres zou verkiezen moest ik van het lijden een plezier willen maken.
We klimmen  boven de boomgrens tot meer dan 2646 meter hoog. Hier groeit verspreid enkel nog wat mos tussen de keien. De laatste bochten voor de top zijn erg steil, onbeschermd voor het ravijn, heel dikwijls in de mist gehuld. En dan de afdaling ...  De eerste haarspeldbochten na de top zijn duizelingwekkend, alleen te nemen in eerste versnelling. De motor loeit ons door het hoogteverschil. Na drie bochten parkeer ik de auto om mijn knikkende knieën even te laten bekomen.  Het landschap dat zich hier onder ons uitstrekt is ongelofelijk en onbeschrijfelijk mooi. Al voor de derde keer in mijn leven mag ik dit aanschouwen en ik weet dat ik er nog zal komen inch Allah.
De Galibier is een magneet, de stilte boven een Sirenenzang, Onweerstaanbaar.
We glijden nu langs de zachte glooiîngen van de Lautaret de met hotels en skiliften volgebouwde vallei van Serre Chevalier binnen.
We rijden een rondje door Briançon en keren terug naar La Salle des Alpes, waar we een Logis de France hadden gespot. We hebben een blind vertrouwen aangekweekt in de hotels die dit opschrift mogen dragen. Vandaag stoten we echter weerom op een blijkbaar ongestelde hotelbediende. Ze is zeker niet vriendelijk, handelt traag en niet efficiënt en smeert ons nog wat  extra kosten aan voor een internetverbining die niet goed zal blijken te werken. Ze wil de idenditeitskaart van elk van ons en slaagt er niet in een fotocopie te nemen. De kamer aan de rustige achterzijde van het hotel bevalt ons echter wel omdat het gemurmel van een beekje onze romantische zielen naar de armen van Morpheus zal begeleiden.
We weigeren wel, een beetje als wederdienst, om een plaats in haar restaurant te reserveren en trekken er op uit in het dorpje. Ze kijkt sip. Ze heeft haar verdiende loon.
We gaan nog een biertje drinken in het plaatselijke café bij een groep werkloze berggidsen en vinden daarna een gezellig kelderrestaurant.  De vriendelijke (dat kan ook) eigenares, lang zwart haar, geheel gekleed in wit linnen, wat zwaar in de heupen maar toch elegant, prijkt op foto's in de gang naast alle wielervedetten die hier de laatste jaren een rit van de Tour hebben gewonnen. Richard Virenque is hier kind aan huis.
Ze serveert ons een voorgerechtje van het huis, een amuse-gueule, en daarna een perfect gebakken zalmforel. Litertje witte huiswijn erbij en daarna vrolijk en voldaan naar ons huurnest 200 meter verder.


Geen opmerkingen:

Een reactie posten