zondag 25 augustus 2019

Koninklijk vel

Op een avond, zegt Mr Dixon, toen vorst Hein zijn koninklijke vel aan het reinigen was om aan tafel te gaan na een roeiwedstrijd te hebben gewonnen ( hij zelve had roeispanen doch de eerste regel van het wedstrijdreglement was dat de anderen met hooivorken moesten roeien), ontdekte hij bij zichzelve een wonderbaarlijke gelijkenis met een stier en toen hij een zwartbeduimelde volksalmanak ter hand nam die hij in de provisiekast bewaarde, kwam hij waarachtiglijk tot de bevinding dat hij een morganatische afstammeling was van de befaamde kampioenenstier van de Romeinen, Bos Bovum, hetwelk goed potjeslatijn is voor de baas van het spul. Daarna, zegt Mr Vincent, stak vorst Hein in aanwezigheid van al zijn hovelingen zijn hoofd in de drinkbak van een koe, trok het er weder uit en noemde hun allen zijn nieuwe naam. Daarop, wijl het water van hem afliep, trok hij de oude kiel en rok aan die aan zijn grootmoeder hadden toebehoord en kocht een grammatica der stierentaal om die te bestuderen, doch hij vermocht nimmer daarvan te leren behalve de eerste persoon van het persoonlijk voornaamwoord welke hij in het groot overschreef en uit het hoofd leerde, en telkenmale als hij op wandel ging, vulde hij zijn zakken met krijt om dezelfde te schrijven op wat hem beliefde, op een rotswand of een theehuistafel of een baal katoen of een kurken dobber. Kortom, hij en de stier van Ierland waren alras even goede vrienden als kont en hemd. Zekerlijk, zegt Mr Steven, en het eind van het lied was dat de mannen van het eiland, ziende dat er geen hulp in het verschiet was wijl de vrouwen eensgezind waren in hun ondank, een veervlot maakten, zich met have en goed inscheepten, al de masten rechtten, de ra’s bemanden, de loefzijde kozen de zeilen hesen, drie schoten vierden in de wind, de steven tussen wind en water richtten, het anker lichtten, bakboord roer gaven, de piratenvlag deden wapperen, driewerf hip hip hoera riepen, de lenspomp lieten draaien, hun modderschuit afstieten en in zee staken om naar het vaste land van Amerika te tijgen.


Uit: Ulysses
James Joyce
Vert: Paul Claes en Mon Nys
De Bezige Bij

Geen opmerkingen:

Een reactie posten