zondag 31 juli 2016

Ballade van de kleinigheden


Ik ken de brokken in de melk 
Ik ken de mensen aan hun frak 
Ik ken de bloemen aan hun kelk 
Ik ken de appel aan z'n tak 
Ik ken Jan Vlijt en Jan Gemak
Ik ken de zon en 't regenlied 
Ik ken de snelle en de slak 
Ik ken alleen mezelve niet 

Ik ken de monnik aan z'n pij 
Ik ken het wambuis aan de sjaal 
Ik ken de heer aan z'n lakei 
Ik ken de nonnen aan hun voile 
Ik ken de gokker aan z'n taal 
Ik ken de wijn aan z'n gebied 
Ik ken de zotten aan hun maal 
Ik ken alleen mezelve niet 

Ik ken het muildier en de paarden 
Ik ken hun lasten en hun kracht 
Ik ken de fiches en hun waarde 
Ik ken, en neem me dus in acht 
De zonde van 't Boheems geslacht 
Ik ken Yvonne en Margriet 
Ik ken de sterke Roomse macht 
Ik ken alleen mezelve niet 

Prince, ik ken het altegader 
Ik ken wie bleek, wie donker ziet 
Ik ken de dood, ons aller vader 
Ik ken alleen mezelve niet

François Villon  La ballade des menus propos
vert: Ernst van Altena

http://dai.ly/x31f4u1
Dimitri van Toren

woensdag 27 juli 2016

Gekmakend verlangen



Hoe had hij haar ooit kunnen vergeten?
Haar gezicht, weliswaar magerder en langer geworden, had niets aan toverkracht ingeboet. De lippen waren misschien wat aan de dunne kant, maar de fijne streepjes die zo makkelijk naast de mondhoeken verschenen, vond hij weer even aanbiddelijk als twee jaar daarvoor.
Haar korte, grijze, flanellen schooluniformrok volgde het ritme van haar pas, die ietwat vertraagde - naar hij meende of hoopte- alsof dit ook voor haar een ontmoeting was die ze probeerde te rekken.
Keek ze hem aan? Ja, ze keek hem aan. In een reflex keek hij weg. Zodra hij de moed had gevonden opnieuw een blik op haar te werpen, was zij het die de ogen afwendde. Vervolgens deed ook hij alsof hij haar niet  zag. Enkele tellen later dacht hij haar zoeklicht weer over zijn gezicht te voelen glijden. En ineens wist hij helemaal niet meer hoe of waarheen te kijken. De naaktheid van haar nog winters bleke benen werd ondraaglijk tastbaar. Het roze marmerpatroon van hun doorbloeding bezorgde hem oorsuizingen van begeerte, deed hem knarsetanden van het gekmakende verlangen om langs de gladde wand van haar dij omhoog te klauteren tot bij het feestmaal onder haar rok, om haar slipje vol haar en heuvel op te peuzelen en zich gulzig te wentelen in het tropische inwendige van haar maagdenvlees.
Hier ter plekke, nu meteen!
Was het mogelijk om verslaafd te zijn aan een substantie waar je nog nooit van had geproefd? 


Uit: Liefde bij wijze van spreken.
Yves Petry
De Bezige Bij.

zaterdag 23 juli 2016

Bitch



Ik heb altijd wel rozen staan van deze of gene, mooie bloemen zijn dat. Maar de seks die daarop volgen moet, vind ik oppervlakkig. De rozen fluisteren dat ze het menen, het menen, tot ze verleppen.  Ik ben te beklagen want ik meen het niet. De jongens hebben allemaal hetzelfde eigenschappenpakket, er zitten zelfs geen foutjes bij. Ik zou wel eens van iemand willen houden. Hoor wie het zegt, men noemt mij bitch. Dat moet ik wel zijn want ik woon alleen en ben eigenlijk wel mooi. Mijn generatie zal gemiddeld negentig jaar worden en dat ik bijna een eeuw zal leven zonder van iemand gehouden te hebben, dat is mijn angst.
Een leventje voor de mooiigheid is in het geniep een zwaar leven.

Uit: Sleur is een roofdier 
D. Hooijer
Rainbow pockets

donderdag 14 juli 2016

Romantisch gelul



Wakker worden naast haar is bijna net zo mooi als samen wakker blijven. Tussen glimlachende vingers zacht als lentegras vind ik tot mijn verbazing mijn eigen hoofd terug. Toen ik nog alleen sliep, had ik voor mijn uitgeput ronkende lijf een verstevigde en gestutte brits nodig ter grootte van een olifantentrog. En dan nog. Maar als we ons in elkaar vouwen, hebben we voor de hele nacht samen genoeg aan een streep maanlicht die valt door het open raam. In elkaar verstrengeld zijn we minder dan de som der delen, alsof het verlangen om bij elkaar te zijn zo groot is dat ons bestaan begint te overlappen.
Romantisch gelul natuurlijk, maar laat me maar even. Ik heb er enorme behoefte aan om erin te geloven. Ik heb al veel te lang gelijk gehad door nergens in te geloven.
En ik geloofde erin dat elke nieuwe dag een cascade van betekeningsvolle belevenissen zou worden, die begon met de steeds uitbundiger uitgevoerde reclame voor la dolce vita zoenend in het warme ochtendlicht voor de grote open  ramen van de pittoresk aanrommelende piazza en die ons lachend over ons eigen gelach heen buitelend naar beneden voerde over de trappen van ons palazzo en hand in hand de dag in stuurde, waar de stad was en het leven en waar duizenden avonturen onopgemerkt en niet beleefd zouden blijven als wij ze niet zouden vinden zonder ze te zoeken, totdat we aan het einde van de avond rozig en voldaan zouden aanspoelen op het zachte strand van elkaars lijven. Omdat ik erin geloofde , gebeurde het ook precies zo. Momenten waren rond en vol betekenis als rode, rijpe vruchten waarvan het sap langs je kin druipt als je je tanden erin zet omdat je ze niet kunt behappen. De stad leek al sinds eeuwen voor ons te zijn opgetuigd.
Alles had zin. Alles had eindelijk zin. 


uit: Brieven uit Genua
Ilja Leonard Pfeijffer
Arbeiderspers Amsterdam

zaterdag 2 juli 2016

Trouwen




Uiteindelijk heeft hij geen respect voor enige versie van denken die in het schakelschema van computers kan worden belichaamd. Hoe langer hij met de computerbranche te maken heeft, des te meer lijkt het in zijn ogen op schaak: een eng, uit verzonnen regels bestaand wereldje dat jongens die er op een bepaalde manier gevoelig voor zijn opslokt en half gek maakt, net zo half gek als hij, zodat al die tijd dat ze in de waan verkeren dat zij het spelletje spelen, het spelletje in werkelijkheid hén speelt.
Het is een wereld waaraan hij kan ontsnappen - het is nog niet te laat. Een tweede mogelijkheid is zich ermee verzoenen, zoals hij alle jonge mannen om zich heen ziet doen, de ene na de andere : berusten in een huwelijk en een huis en een auto, berusten in een realistischer versie van wat het leven te bieden heeft, al hun energie in hun werk steken.
Het ergert hem om te zien hoe goed dat realiteitsprincipe werkt, hoe, omdat de eenzaamheid hem op de hielen zit, de sproetige jongen genoegen neemt met het meisje met het doffe haar en de dikke benen, hoe iedere pot, hoe scheef ook, uiteindelijk een dekseltje vindt. Is dat zijn probleem, en is het werkelijk zo eenvoudig: dat hij zijn marktwaarde al die tijd heeft overschat, zichzelf heeft wijsgemaakt dat zijn plaats onder beeldhouwsters en actrices was terwijl hij in werkelijkheid bij de kleuterjuf in de woonwijk of de aankomend cheffin van de schoenwinkel hoort?
Trouwen : wie had gedacht dat hij die aandrang zou voelen om te trouwen, al is het nog zo zwak! Hij geeft er niet aan toe, nog niet. Maar het is een mogelijkheid waarmee hij speelt als hij tijdens de lange winteravonden zijn brood met worstjes zit eten voor de gaskachel en naar de radio luistert, terwijl op de achtergrond de regen tegen de ramen klettert.


Uit: Portret van een jonge man
J.M. Coetzee
Rainbow pockets

zaterdag 18 juni 2016

De ware liefde



Natuurlijk is de liefde een mythe. We hebben allemaal, zodra we iemand hebben gevonden, de ware gevonden. Daar geloven we heilig in. Maar er wonen zeven miljard mensen op deze aarde, van wie de helft van het geslacht dat ons interesseert. Hebben we die drieënhalf miljard allemaal uitgeprobeerd om na een verantwoord selectieproces de enige ware te identificeren? Hebben we wel eens uitgerekend hoe groot de statistische kans is dat we onze enige ware bij toeval zijn tegengekomen?
En dan nog zoiets. Alle vrienden en vriendinnen van mijn studententijd neukten er lustig op los in losse en vaste relaties die kwamen en gingen als hitjes op de radio, totdat ze ongeveer dertig waren. Verdomd als het niet waar is. Iedereen had rond zijn dertigste de ware liefde gevonden. Heel toevallig allemaal.
De liefde is een keuze. Het is een besluit waarvan je je voorneemt om er heel hardnekkig te blijven in geloven. Het klinkt misschien niet zo romantisch om het zo te zeggen, maar als je er goed over nadenkt, is het eigenlijk veel romantischer dan het gangbare model van twee hulpeloze individuen die  door het noodlot in elkanders armen worden gedreven als botsende protonen in een deeltjesversneller. Het besluit om van iemand te houden en de moeite te doen om te bouwen en een gemeenschappelijk verhaal te maken van de wederzijdse toewijding, dat zo rijk wordt dat je het als het enige ware gaat beschouwen, dat is mooi, menselijk en heldhaftig. Dat ontroert. Toeval ontroert niet. De mythe die we eromheen verzinnen, is de ware poëzie, onze zwakte en onze kracht, ons wezen.


Uit: Brieven uit Genua
Ilja Leonard Pfeijffer
Arbeiderspers Amsterdam

dinsdag 24 mei 2016

Weerloos



“Maar nu ligt mijn geblutste kuras als een hoop schroot onder de keukentafel. Mijn maliënkolder heb ik in de hoek geschopt. Mijn leren borststukken heb ik afgerukt en uit het raam gegooid. Het brandwerende onderhemd heb ik van mijn lijf gescheurd en in een vuilniszak gepropt. En ook mijn huid heb ik afgestroopt. Hij ligt als een verfrommeld vod tussen de lege flessen. Ik heb mijzelf met volle overgave volledig op het spel gezet. Willens en wetens ben ik weerloos tegen Stella’s woorden, haar gebaren en haar oogopslag. Een hand op mijn hand kan mij helen en een blik kan mij knakken. Het maakt mij intens gelukkig om haar blij te zien en intens verdrietig, om niet te zeggen wanhopig, als ik het idee heb dat ik per ongeluk iets verkeerds heb gezegd, zoals toen ik zei dat ze te veel had betaald voor de rozen die ze van de zwarte straatverkoopster had gekocht, of gedaan, zoals toen ik een keer in mijn slaap in haar gezicht had gehoest. En ik ben bang. Het is goed zo. Het was tijd. Het is niet zo makkelijk als je denkt om iets te voelen. Er is moed voor nodig.”


Uit: Brieven uit Genua
Ilja Leonard Pfeijffer
Arbeiderspers Amsterdam