vrijdag 24 april 2015

Je bent zo moe, mijn meisje





Toen ik je zag, in je eeuwige bad, vlottend in je slaap, in je eeuwige wieg, dacht ik dat je moe was en aan het rusten. Ik zag mijn dochter in jou, en dacht: je bent moe, mijn meisje, daarom ben je in slaap gevallen met je kleren aan. Geel en groen en rood, kleuren van de regenboog, zo mooi, als een bloem in de zee, zo mooi maar moe, zo moe.
Mijn lieve schat, laat ons allemaal achter je, want deze wereld verdient jouw onschuld niet, deze wereld verdient je dromen niet. Kijk niet terug, ga mee in de lichtstralen van de zon die je lichaam warm houden, steek met de zielen van de andere drenkelingen de brug over naar een spiritueel bestaan, dat misschien bestaat, misschien ook niet. Vergeef me dat ik het niet weet en dat ik het je niet kan beloven. Maar hoe dan ook, waag je kans om rust te vinden bij de bron van liefde die ons heeft gemaakt, als ze bestaat. Of slaap voor altijd, deze keer zonder dromen en dus zonder ontgoocheling en zonder leed.



Dyab Abou Jahjah

 column in De Standaard 24 april 2015

woensdag 22 april 2015

Varende doden.




Dit antwoordde een bootvluchteling op de vraag waarom ze die gevaarlijke overtocht maken: 
        "We zijn toch al dood" .




Bij het Water van de Tranen waakt een griezelige veerman, de lelijke, smerige Charon. Hij heeft een ruige grijze baard die kroest om zijn kin, en starre, vlammende ogen. Een gore mantel hangt met een knoop over zijn schouders. In zijn roestige schuit vervoert hij de schimmen van de doden.
Een lange rij van mensen loopt naar hem toe tot aan de oever: vaders en moeders, jongens en meisjes. Ze zijn even talrijk als de vallende bladeren in het bos bij de eerste herfstkou. Er zijn er zoveel als de vogels die in zwermen overzee landwaarts  vliegen wanneer de winterkou hen over de golven doet vluchten en naar betere oorden stuurt.
Vooraan staan de sterksten te smeken om hen over te zetten. Ze strekken hun armen gretig naar de andere oever uit. De barse veerman laat sommigen van hen toe aan boord, anderen wees hij weg te gaan, ver van het water.
Aeneas is door het tumult verbijsterd: " Wat is dat voor toeloop? Wat willen die zielen bij de rivier? Waarom moeten velen het zand van de oever verlaten en steken anderen over op het grauwe water?"
Hij verzonk in diepe gedachten, vol meelij met het trieste lot van deze zielen.





Uit: " Het verhaal van Aeneas" boek 6
uit de verzen 298- 332
VERGILIUS (Romeins dichter °70 A.C)
Bewerkt door Patrick De Rynck*. Naar de vertalingen van Piet Schrijvers en Marietje d'Hane- Schelftema. 

* Ik nam zelf de vrijheid nog wat aan de tekst te wijzigen, onder meer het gebruik van de tegenwoordige tijd die deze oude verzen nog prangender maken .

vrijdag 10 april 2015

Risico





Ze zei
- Je bent een risico.
Merk je dat niet? Dat vrouwen je willen redden? Je vindt hun aandacht fijn, de zorg om je, maar je wilt niet gered worden. Dit is jou leven. Ik heb erover nagedacht, over een leven met jou, maar ik had de hele tijd het beeld voor ogen van mensen die verdrinken terwijl ze de ander proberen te redden. (....)

Ik zet mijn leven als risico voort. Veel dingen raken op de achtergrond. Ik ben in die jaren de minnaar van echtgenotes, weduwen, vrouwen die zeggen Ik ben oud genoeg om je moeder te kunnen zijn. Dit kan langs geen andere weg dan die van de seksualiteit. Ik verdraag hen niet als beverige meisjes of wanneer ik ze buitensporig veel aandacht aan hun uiterlijk zie besteden voordat we naar een restaurant gaan. Liever dat ze een een beetje onverschillig staan tegenover mijn wezen, maar zich dwingend meester maken van mijn lichaam.
Er valt over het algemeen weinig van ze te duchten, zoals zij ook van mij niets te vrezen hebben: we maken ons geen illusies. Over onze wederzijdse posities mag geen twijfel bestaan. Openlijk beleden verliefdheden beantwoord ik met beƫindiging van de betrekkingen. Gevoelens verstoren de gang van zaken. Een oudere vrouw die vraagt Mag ik je hand vasthouden? en daarna om liefde smeekt, is niet om aan te zien. Het is walgelijk. Ik schaam me dat ik die misvorming heb teweeggebracht, dat ik onderdeel van die misvorming ben.(*)



Uit: CAESARION
Tommy Wieringa
De Bezige Bij

(*) In het boek staat die tekst in de verleden tijd. Ik nam de vrijheid die in de tegenwoordige tijd te brengen.

dinsdag 7 april 2015

Het meisje dat overblijft.




Toen ik die avond Summertime zong in de bar, werd ik er eerder weemoedig van dan dat het me opwekte. Your daddy 's rich and your mamma 's good lookin', so hush little baby, don't you cry...  Zomer en jeugd vielen in het wiegeliedje samen, zoals ze dat deden in de herinneringen van veel mensen. Maar het was niet het goede moment voor Summertime, de stemming in de bar had de opluchting van een vrijdagavond.
Ik zette Candle in the Wind in, waar mensen al-tijd van smelten sinds Elton John het van Marilyn Monroe hertaalde naar Lady Di. Goodbye England's rose, may you ever grow in our hearts.
Ik keek door mijn oogharen en zag een vrouw aan een tafeltje. Onder haar getailleerde jasje droeg ze een zwarte coltrui. Haar hoofd leek los te zweven van haar lichaam. Ik nam haar bleke, gevoelige gezicht in me op, het portret van een Catalaanse vorstin. Ze liet de vloeistof in haar glas schommelen als een grondzee. Ronde ogen, korenbloemblauw, als van een pop, met geprononceerde oogleden die open en dichtgaan als je met haar schudt.  
Ze is, door eigen kieskeurigheid, het meisje dat overblijft als alle andere meisjes mee naar huis zijn genomen. Ze zegt
  - Het geeft niet. Het went.
Als ze klaarkomt, huilt ze. Niet hoorbaar, maar wanneer je vingers in het donker haar gezicht aftasten voel je tranen op haar slapen.




Uit: CAESARION
Tommy Wieringa
De Bezige Bij

vrijdag 3 april 2015

Geritsel in de bosjes



( Ik ga samen met mijn vriendin een snackbar binnen..)


Een zelfbewuste lach. Kleine tanden, het vochtige roze tandvlees. Met mijn tong te voelen hoe glad dat zou zijn.
Ze drinkt thee.
Van de milkshakes die worden rondgedragen weet ze hoeveel suiker, kleurstof en vet ze bevatten, de hamburger die ik eet wordt becommentarieerd in termen van herkomst van het vlees, de arbeidsomstandigheden in de vleesverwerkende industrie en het afvalprobleem. Het is alsof ik een landmijn in mijn handen hou. Ze zegt 
  - Dat is ook zo, op de lange duur. Daarom kost het ook zoveel moeite om mensen ervan te overtuigen, omdat het geen direct gevaar oplevert. We zijn niet gemaakt voor gevaar op lange termijn. We springen op bij geritsel in de bosjes, daar zijn we voor gemaakt. Een ramp over vijftig jaar kan ons weinig schelen. Evolutionair zijn we helemaal niet toe aan de oplossingen voor de problemen die we zelf hebben veroorzaakt. We doen of er niks aan de hand is. Een dag in de zon is belangrijker.



Uit: CAESARION
Tommy Wieringa
De Bezige Bij

vrijdag 27 maart 2015

Het vrouwtjesdier




De dag was niet ver meer dat ik Julie Henry zou overhandigen wat ze zo graag wou hebben. Haar seksuele agressie stootte me af en wond me op. Het leeftijdsverschil tussen ons was aanmerkelijk, en er was een machtsongelijkheid; factoren met een erotische lading. Er waren momenten waarop er dingen hadden kunnen gebeuren. Een hotel bestaat uit vele ruimtes die volmaakt zijn ingericht voor de liefde. Eens passeerde ik haar in de keuken tussen twee roestvrijstalen aanrechtblokken, ze posteerde zich zo dat ik er niet langs kon.
 - Sorry, Miss  Henry, mompelde ik, en wrong me erlangs.
Haar lichaam, de afdruk ervan gloeide op het mijne alsof we naakt waren. Ik onderging voor het eerst de begeerte van het vrouwtjesdier, en begreep dat die in essentie weinig verschilde van die van het mannetje. Dat zou ik onthouden. De momenten na het werk, het personeel dat vermoeid en voldaan bij elkaar zat in de bar. Door ieders moeheid sloeg de alcohol in als een bom. Julie Henry hield zich dwingend in mijn nabijheid op, ik wist niet hoe ik daarmee moest omgaan. Dronkenschap leek een veilige strategie, het was of je het roer uit handen gaf aan een ervarener kapitein dan jij. 
Dit was een misverstand. Het misverstand zette zich voort op straat, waar ik haar opwachtte toen de bar werd gesloten.
Ze vroeg waar ik woonde, ze zei
 - Dan gaan we daarnaartoe.
Haar hakken klikten door de holle straat, in mij grepen de koude en de warme hand van angst en opwinding in elkaar. Dat mijn vingers trilden, merkte ik toen ik de sleutel een paar keer naast het slot stak. Ze stapte achter mij het halletje binnen en sloot de deur. Ze duwde me tegen de muur en kuste me.
Over de rest valt te zeggen dat ik geen besluiten heb hoeven nemen. Haar lichaam was een bevel.




Uit: CAESARION
Tommy Wieringa
De Bezige Bij

De verslapte mensheid




 "Heb je het niet gelezen? De mens is aan het einde van zijn evolutiemogelijkheden gekomen."
    " Hoezo? We worden toch steeds ouder?"
" Ja, maar ook delicater. En het is onze schuld, de schuld van de geneeskunde. In de achttiende eeuw stierf de mens op zijn veertigste of daaromtrent, maar tegenwoordig haalt hij met gemak de tachtig!"  
    " Dat is toch prachtig?"
"Dat is niet prachtig! Het is stom! Want het betekent dat de natuurlijke selectie, die er altijd voor zorgde dat de zwaksten wegvielen en de sterksten overbleven, is uitgeschakeld. De mens wordt door eigen toedoen wel ouder, maar wat heeft hij eraan? Tot je vijfenzestigste werken en daarna nog vijftien jaar zitten klaverjassen in het buurthuis? Ik weet niet of ik daar eigenlijk wel zin in heb. Het enige wat we doen door die selectie uit te schakelen is het vergroten van het aantal stommelingen die zich vervelen!"
"Ach, het zal onze tijd wel duren. Straks breken de epidemieƫn uit die de verslapte mensheid uitroeien, want vergeet niet dat er nog altijd geen medicijnen bestaan voor de meest voorkomende en eenvoudigste kwaaltjes, zoals een verkoudheid. Straks volstaat een verkoudheid om hele steden van de kaart te vegen. Maar in afwachting neem je nog maar een poosje die pilletjes, 's ochtends eentje en 's avonds eentje".



Uit: De Vreemdelinge
Walter van den Broeck
De Bezige Bij.  Amsterdam /Antwerpen